De Hooikinderen
Brieven aan mijn zus
In het voorjaar van 1914 wordt de bijna veertienjarige Suzanna naar haar oom en tante gestuurd, die een boerderij runnen in een onooglijk dorpje in Wallonië vlak bij de Franse grens. Ze komt niets tekort, maar ze krijgt weinig liefde van haar oom en tante.
​
Al gauw is Suzanna overgeleverd aan haar oom Gaston, die slechts één motto kent: iedereen die onder mijn dak woont, zal hard moeten werken. De enige met wie Suzanna haar zorgen kan delen, is haar oudere zus Beatrijs, die in Antwerpen woont. Met behulp van de brieven die ze naar elkaar sturen, probeert Suzanna zich staande te houden.
​
In de daaropvolgende zomer breekt de Eerste Wereldoorlog uit en doet Suzanna een vreselijke ontdekking. De boerderij verbergt een afschuwelijk geheim en als ze haar oom Gaston daarmee confronteert, leert ze pas hoe meedogenloos hij daadwerkelijk is. Waar kun je terecht als je zo ver van huis bent? Wie kun je in tijden van oorlog vertrouwen? Kan Suzanna zichzelf en de jongen op wie ze verliefd wordt, uit de klauwen van de oorlog houden? En zal haar zus haar nog herkennen als ze na vier lange oorlogsjaren huiswaarts keert?
​
Zin gekregen om 'De Hooikinderen' te lezen? Bestel jouw paperback of e-book in de webshop.
​
'Heden is de graanoogst begonnen.
Dit is een dag waarnaar de boeren hunkerend verlangen,
maar die mij met stille weemoed vervult'
Uit 'Zomerleven' (1915) van Cyriel Buysse
Voor ons moe, die als zesjarig kind tijdens de Tweede Wereldoorlog naar Nederland moest vluchten samen met de andere wezen. Dit verhaal is gebaseerd op dingen die zij meemaakte.
'DIT IS DE DRUPPEL DIE DE EMMER DOET OVERLOPEN!' Woedend springt mijn vader overeind, zijn lepel klettert in zijn bord. Spetters waterige saus belanden op de tafel, waar ze vieze vlekken achterlaten op het hout. 'Rotte groenten en niet eens een stuk vlees,' briest mijn vader. 'Is dat het beste wat je kon koken voor je familie?'
Mijn broers en zussen kijken zwijgend toe en mijn lepel blijft ergens halverwege tussen mijn bord en mijn mond hangen. Langzaam laat ik de schorseneren terug in mijn bord zakken, mijn ogen angstvallig naar beneden gericht.
'Vader, Suzanna kan er niets aan doen dat de groenten verlept zijn,' protesteert mijn oudste zus Bea. 'Bovendien heb ik al meerdere keren uitgelegd dat de boeren ons geen vlees kunnen geven, ze hebben zelf haast niets meer.' Sinds de dood van onze moeder heeft Bea de taak op zich genomen om op te komen voor Valérie en mij. 'Suzanna heeft haar best gedaan om een stukje vlees te bemachtigen en daarna heeft ze me geholpen de aardappelen en de schorseneren te schillen. U hoeft niet zo tegen haar te schreeuwen.'
'Hou je mond, Beatrijs!' schiet vader uit zijn slof. 'Jij hebt het niet voor het zeggen in dit huishouden. Wie brengt er geld in het laatje? Wie zorgt ervoor dat jullie aardappelen, groenten en vléés kunnen kopen? Vertel me dat eens?'
Nu krimpt Bea in elkaar en staart naar haar halflege bord. Aan de overkant van de tafel zitten onze broers te gniffelen. Zij krijgen geen opmerking van vader voor hun onbeleefde gedrag, niet eens een berispende blik.
'U heeft gelijk, vader,' zegt Lucien terwijl hij vader imiteert en zijn lepel in zijn bord laat vallen. 'Dit spul eet ik niet.' Treiterend steekt hij zijn tong naar me uit. Paul gedraagt zich minder kinderachtig en weet zich in te houden.
'Beatrijs, jij zorgt ervoor dat dat kind ergens kan beginnen werken.' Mijn vader gaat terug zitten en pakt zijn lepel op. 'Ze kan de stallen schoonmaken bij een boer, of poetsen bij een edelman die huispersoneel kan betalen. Mij maakt het niet uit, als ik maar niet langer met haar onder een dak hoef te wonen. Er is geen plaats en geen geld om vijf kinderen op te voeden.'
Mijn adem stokt. Ik weet dat het vaker gebeurt dat jonge meisjes of jongens bij een boer of edelman gaan inwonen, maar ik had nooit verwacht dat mijn bloedeigen vader me weg zou sturen.
'Goed, vader,' zegt Bea met duidelijke tegenzin.
'Prima, dan is dat akkefietje van de baan.' Vader eet met lange tanden van de schorseneren en een handvol aardappelen die ik deze voormiddag bij elkaar had weten te bedelen. Regelmatig neemt hij een slok uit zijn wijnglas. Hij mag zeggen wat hij wilt over geld verdienen en een eigen zaak hebben, maar als hij wat minder zou drinken, zouden wij meer geld hebben voor voedsel. Mijn honger is over, maar ik durf niet anders dan de plat gekookte schorseneren op te eten terwijl ik me inbeeld dat het asperges zijn. Stiekem gluur ik naar het kruisbeeld aan de muur en wens dat God me een beter leven zal geven.​